
Wet inrichting landelijk gebied
Artikel 52
1
Iedere eigenaar heeft aanspraak op het verkrijgen van een recht van dezelfde aard als hij had op de in een blok gelegen onroerende zaken.
2
De in het eerste lid bedoelde aanspraak bestaat niet ten aanzien van rechten op onroerende zaken die voor de verwezenlijking van het inrichtingsplan zijn of worden onteigend. De in het eerste lid bedoelde aanspraak bestaat evenwel wel ten aanzien van rechten op onroerende zaken, die in het kader van de realisatie van een infrastructurele voorziening als bedoeld in artikel 26, eerste lid, zijn onteigend, voor zover de onteigende partij aangeeft tegen evenredige inbreng van de hem ingevolge de onteigeningswet toekomende schadeloosstelling in aanmerking te willen komen voor toedeling van grond.
3
Voor zover het belang van de landinrichting zich hiertegen niet verzet, wordt aan iedere eigenaar een recht toegedeeld met betrekking tot onroerende zaken van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hem is ingebracht.
4
Bij ministeriƫle regeling worden nadere regels gesteld omtrent de uitvoering van het tweede lid, tweede volzin, en de in het derde lid bedoelde gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.